|
Het stond al vroeg
vast dat Jan te Wierik wel kunstenaar moést worden. Zijn sterke
drang naar vrijheid en onafhankelijkheid en zijn onwilligheid zich te
conformeren aan de maatschappij, maakten dat hij al vroeg van school ging
en hij zich nooit in een normale baan zou kunnen vinden. Nadat hij ook
aan zijn militaire diensttijd had weten te ontsnappen, begint Jan zichzelf
allerlei technieken in de beeldhouw- en schilderkunst aan te leren. Niet
door naar anderen te kijken of een opleiding aan een kunstacademie te
volgen, maar door met materiaal te experimenteren om te zien wat het materiaal
allemaal toelaat.
Daar hij geen baan en dus eigenlijk geen inkomsten had, is zijn bestaan
schaars. In deze begintijd moet hij, naast zijn uitkering, vooral leven
op wat mensen om hem heen hem aanbieden. Jan moet het wel aannemen, hoewel
hij altijd werken in ruil teruggeeft. Hij haat het dat hij afhankelijk
is van anderen en wil absoluut niet bij iemand in de schuld staan. Hij
heeft niet veel nodig, behalve de materialen om mee te werken, deze zullen
zijn hele leven zijn grootste kostenpost blijven. Hij leeft schamel en
verzorgt zichzelf slecht, dit blijft zo ook als hij opklimt als bekende
en goed betaalde kunstenaar. Het kan hem niet schelen dat hij niet of
weinig eet, hij heeft niets nodig behalve zijn sigaretten, drank en een
atelier waar hij een matras in kan leggen. Hij wil absoluut niet van zijn
werk gescheiden worden en kunnen werken, zodra er een idee in hem opkomt.
In de materialen van zijn vroege werken komt duidelijk het gebrek aan
geld voren: hij werkt met alles wat hem voor de voeten komt: stukken spaanplaat,
oude drukinkt en meer van dat soort restjes. De afbeeldingen zelf zijn
vaak schimachtige, gestileerde (vrouws)figuren, die een geborgenheid verbeeldden.
Het harde leven van weinig eten, veel roken en drinken en lange dagen
werken eist echter al snel zijn tol. Jan wordt een wrak van een mens,
die altijd pijn heeft en er uitgeteerd uitziet. Beeldhouwen wordt door
een hernia onmogelijk en hij moet zich wel toe gaan leggen op het schilderen.
Niet dat hij dat als grote straf opvatte, het schilderen bood hem de meeste
mogelijkheden. Ook zijn de kunstkenners meer te spreken over zijn schilderwerken
en Jan begint naam te maken. Galeries, kunsthandelaren en zelfs particulieren
dienen zich aan die Jans werk graag willen (ver)kopen. Daar Jan slecht
overzicht kan houden van wat hij aan wie meegeeft en hoeveel zijn werk
waard is, nemen velen een loopje met hem. Jan laat het ook toe, hij was
echt niet dom en wist dat hij regelmatig uitgebuit werd. Het maakte hem
ontzettend kwaad, maar gaf hem ook de gelegenheid zich de gekwelde, gebruikte
en wereldvreemde kunstenaar te voelen.
Hij keerde zich in zijn latere werk dan ook graag af van de wereld, die
hij vaak slecht en onmenselijk vond. Zijn emoties van onbegrip, woede,
kwelling vinden hun weg in de klodders en scherpe halen verf. De abstracte
werken tonen vaak demonische trekjes en apocalyptische ruiterfiguren.
De grote verscheidenheid van gebruikte materialen (mix media werken),
in de begintijd geboren uit armoede, blijft een kenmerk van zijn werk.
Uit deze latere periode stamt het werk dat als typisch Jan te Wierik wordt
aangemerkt: met primaire kleuren, de rustige achtergronden en op de meeste
schilderijen staan twee figuren afgebeeld. Soms zijn dat duidelijke dierlijke
figuren en soms ook kan men een menselijke gedaante onderscheiden. Hoe
dan ook, mens of dier, vrouw of man, vogel of hond, wat deze figuren gemeen
hebben is een intense verbinding of juist een schrijnend gebrek aan contact.
Het zijn illustraties van strijdbare mensen. Uit dit werk spreekt dan
ook beklemming, hilariteit, tragiek, liefde en verdriet maar nooit berusting.
Jan te Wierik is in 2002 op 48-jarige leeftijd overleden, zijn geest wilde
wel verder maar het lichaam was op. Jan te Wierik exposeerde ondermeer
in Amsterdam, Deventer, Groningen, Laren (Singermuseum), Enschede (Rijksmuseum
Twente), Bocholt (Duitsland), Epe (Duitsland), New York (VS).
Voor meer werk
van Jan te Wierik klik
hier
|
|
|